Op 1/3 van mijn matras

Ik verlang erna een nacht met Kafka en Camus door te brengen in het midden van het bed, en dat ze me dan elk in een oor hun gedachten toefluisteren. Maar inplaats daarvan lig ik op een matras dat voor 2/3 leeg is, hoor ik in de wereld buiten mijn wensen de mensen vaker dan geloofwaardig is het woord prima in hun mond nemen en zie ik ze via de zelfhulp cultuur onder een morele dienstplicht uit proberen te komen. Ik vraag me af hoeveel mensen al door hebben dat ze daarmee niet naar een schuilplaats, maar hun eigen eenzame graf toe lopen. Ondertussen droom ik liggend op 1/3 van het matras dat ik de baas ben van een leger dat zich verdedigt met kussens. Ik beeld me in dat het werkt en ik eindelijk “zie je wel” tegen de sceptici van mijn zachtheid kan zeggen. Het werkt omdat de kussens zacht genoeg zijn om dicht bij elkaar te kunnen komen en stevig genoeg om de aanvallers in onze wiegende armen te laten belanden, voordat hun wapens daar de kans voor hebben gekregen. Voor even voel ik me weer het meisje van negen, die op een nacht dat ze niet kon slapen, met ontelbaar veel vragen besloot kosten wat het kost een geweldloze ridder te worden. Het is nu 20 jaar later en mijn lef heeft me nog niet voor lafheid verlaten. Dus ik draag het gewaad van een aas, bewust van het gevaar en geef me aan ze over nog voordat er is gejaagd. Ik begraaf me in hun bestaansrecht, alsof de mijne niks meer waard is. Want de moed wordt niet bewaard in de daden van de dader, maar in mijn zichtbare aders, die het durven om geraakt te worden