Starend uit mijn raam, zie ik mijn vrienden op een mijnenveld naar liefde zoeken. Alsof het zich verstoppen kan op een plek waar nergens bomen staan. Ze worden sluipend op hun tenen een voor een geraakt. Ik doe niet mee vandaag. Ben wel ridderlijk, maar geen soldaat. En alleen zoals ze in films bestaan. Een ridder omdat ze werd geboren met het harnas aan haar lijf gesmolten, maar nooit heeft leren vechten. En elke dag gooit ze vanuit haar toren, zaadjes uit haar kozijn. Legt het vertrouwen in het onvoorspelbare weer, waar de wind bepaald welke grond ze zullen vinden. Waar de mijnen niks tegen de bloemen kunnen beginnen. Ze zo dagdromend op haar allerzachts, per ongeluk de oorlog weet te winnen. En ik blijf starend uit mijn raam zaadjes het kozijn uit gooien, tot de explosies die ik zie niet mijn arme vrienden, maar bedden vol pioenen zijn. Er bomen groeien. En de harten die zich verstopt hadden bloeiend tevoorschijn kunnen komen.